Spelen met natuur is iets dat
in alle typen speelomgevingen voor ons een rol speelt. Een
goede speelplek is immers meer dan een verzameling
toestellen alleen. De aangelegde en natuurlijke omgeving
spelen vaak een grotere rol in het spelen dan de
toestellen. Soms kun je die laatste dan net zo goed
weglaten.
Onderscheid naar
gebruiksdruk
Maar er zijn ook speelomgevingen waar de speeldruk zo groot
is dat spelen in een natuurlijke omgeving verandert in
spelen met modder, wat eigenlijk ook best leuk is maar op
een school tot hoge kosten voor het schoonmaakbedrijf
leidt. Daarom moet een onderscheid gemaakt worden naar
voorzieningen waar in een kort tijdsbestek veel kinderen
buitenspelen op een relatief kleine voorziening en die
minder kinderen langer buitenspelen op een relatief grote
voorziening. Bij de eerste gaat het om voorzieningen bij
instellingen als scholen en kinderdagcentra en om druk
gebruikte openbare voorzieningen met veel verharding. Bij
de laatste gaat het meestal om openbare speelvoorzieningen
in de groene woonomgeving.
Veel gebruikers
De wensen
betreffen vaak: avontuurlijke spel, doolhoven,
fantasieprikkeling en uitdaging. In de educatieve sfeer
gaat het om beestjes, een bloementuintje of schoolwerktuin.
▲
Inrichtingsmogelijkheden
Wilgenknottenbosjes
(hutten bouwen, vogels en in de kruin van de knotwilg
kijken), verstop groen (haag en klimop); huisje van klimop
of andere klimmer, buizen en tunnels van wilgentenen,
wig-wams van wilgenstaken, groene prieeltjes, e-balken en
andere toestellen van omgevallen hout (liggende klimboom).
Bestaand groen aanpassen aan het werkelijke gebruik
(olifantenpaden legaliseren, door spel uitgeholde struiken
of hagen speelgereed maken). Toepassing zoeken van
gebruiksgroen dat tegen een stootje kan.
Je kan ook denken aan "dode materialen" zoals stoepbanden,
keien, klinkers, de zandhoop of grondbult, een plek die
vochtig blijft of waar een plas ligt. Plekken waar je een
tent of hut kan bouwen. Met of zonder voorbedachte
hulpmiddelen zoals tentpalen of de hoekpalen en/ of het
vloertje van de hut.
Duidelijk moet zijn dat de mogelijkheden altijd afhankelijk
zijn van de plek, de ruimte, wil en inzet van de
(bege)leiding en niet te vergeten de inlevingsmogelijkheid
van ouders.
▲
Materialen
Snelgroeiend hout, heester, hagen en
klimmers, betonvlechtmatten al dan niet gegalvaniseerd,
"snoeiafval", "openhaardhout", "houtsnippers". "Dode
materialen" zand, grond, verhardingsmaterialen, rest hout,
speelpakjes, reserve droge kleren, goede afspraken met de
schoonmakers en thuis een wasmachine en douche.
▲
Aanleg en
onderhoud
Aanleg zal altijd onder professionele
begeleiding geschieden met veel wetende ouders, oud
leerlingen en leerlingen van de hoogste groepen (vandalisme
preventie).
Onderhoud
Zie de voorzienig als een schoolwerktuin, benodigde
materialen bestaan voornamelijk uit papierknijper,
snoeischaar, bomenzaag, tuinslang, hark en schoffel.
▲
Veiligheid en
certificatie
Bij het
inrichten van een speelvoorziening met natuurlijke
materialen worden de zelfde normen gehanteerd als op een
speelplek met toestellen. Er zal rekening gehouden moeten
worden met de vrije valruimte, valondergronden, mogelijke
beknellinggevaren etc. Certificatie is slechts dan nodig
als tevens fabriektoestellen worden gebruikt.
Globale prijs voor een "natuurlijke" inrichting en de
onderhoudskosten per m2 liggen onder die van een "gewone"
speelplek en is dynamisch van opzet waardoor misschien
vaker een inspectie nodig is.
Openbare voorzieningen:
minder gebruikers
Vooropgesteld wordt dat niet alle openbare voorzieningen
natuurlijkspel moeten en kunnen bieden. De grootte kan te
beperkt zijn of de directe omgeving leent zich er gewoon
niet voor. Bij afwisseling en variatie die we het kind in
het speelaanbod willen bieden neemt het natuurlijkspel nog
niet de plek in die het verdient.
Mogelijkheid tot sociale controle, overzichtelijkheid,
netheidsdrang, prioriteitstelling (kavel/woning grootte,
parkeren/ verkeer, openbaar/ privé) en de angst voor waarde
vermindering van het eigen (woning)bezit, zijn enkele
oorzaken van het terugbrengen van speelvoorzieningen tot
plekken met veelal alleen toestellen.
▲
Wat is
nodig
Elk kind speelt anders en per dag
verschilt dat. De ene dag kan het een raddouwer zijn de
volgende dag is een bankje om te zitten kijken net zo leuk.
Plekken met toestellen zijn dan ook nodig. Hier spreek je
af en thuis weten ze waar je uithangt.
Je moet ook weten waar andere speelplekken zijn in je buurt
of wijk en hoe je er kan komen. Eigenlijk een soort speelse
verbindingsroute in de directe woonomgeving en de speelse
hoofdverbindigsroutes om verder te gaan naar de scholen,
clubs of winkels om een boodschapje te doen. Beiden nodig
om veilig van "a" naar "b" te kunnen komen.
▲
De speelse
(hoofd)verbindingsroutes
Er is niets nieuws onder de zon. De
informele speelruimte, de ruimte waar geen toestellen staan
en die door kinderen als speelruimte gebruikt wordt kan
onderdeel van deze route uitmaken. Stoepen breder dan 2
meter, grasbermen, taluds, achterpaden, woonpaden,
overhoeken worden immers al vaak bespeeld.
Met een beetje zorg wordt de informele speelruimte tevens
verbindingsroute waar je elkaar tegenkomt en met elkaar kan
spelen.
▲
Inrichtingsmogelijkheden
Plekken met toestellen
zijn veelal in hun omgeving aan te kleden met bomen,
struiken en hagen. Afhankelijk van de grootte van de plek
zal de keuze op heesters, een haag of een begroeid hek
vallen. Ruimte kan er zijn voor een verhoogd/ verlaagd
deel. Waarbij de variatie in het gebruik van materialen
meteen al de mogelijkheid geeft om aan sociale controle,
overzichtelijkheid, netheidsdrang, prioriteitstelling en de
angst voor de waarde vermindering van eigen (woning)bezit
vorm te geven/ tegemoet te komen.
Bij het inrichten van de informele speelruimten zullen
eerst de verschillende soorten speelse
(hoofd)verbindingsroutes moeten worden bepaald en
vastgesteld (speels circulatieplan).
Herkenbaarheid speelt een grote rol, verhardingspatronen op
stoepen en oversteekplekken of kindertegels, stoepranden en
putten die weer uitnodigen tot balspel samen met de
vereiste auto verkeersremmende maatregel. Groene
(achter/woon)paden die nooit afgesloten mogen worden; waar
schuttingen altijd ongewenst zijn dan wel 1 meter of
haagbreedte uit rand pad liggen; met verbredingen en
verspringingen; waar achtertuinen en schuren bereikbaar
blijven maar scheuren niet mogelijk is. Achter en woonpaden
die een verzameling kunnen zijn van het snippergroen en
overhoeken en natuurlijkspel kunnen bieden (zie boven).
Waar je meer kan tolereren omdat je auto er niet staat.
Waar grasbermen en taluds mogelijk meer worden dan
hondenpoepstroken. Waar je een tentje mag neerzetten een
balletje mag rollen (maak grastaluds tot graskades), bomen
en heesters in groepen aan geplant meer doorzicht,
overzicht en spannende plekken geven.
▲
Materialen
Snelgroeiend hout maar goed knot of
kandelaarbaar (bijvoorbeeld: wilg, els populier, es,
plataan), heester, hagen en klimmers, betonvlechtmatten al
dan niet gegalvaniseerd.
"Dode materialen" zand, grond, verschillende
verhardingsmaterialen glad als asfalt of grote tegels
(50x50), hobbelig klinkers of keitjes, gekleurde vakken
(maar geen hinkelvakken!), de eigen kindertegel...,
muurtjes of "drempels".
Nog een opmerking tot
slot
Iedere
speelplek, speelvoorziening en speelse verbindingsroute
kent zijn eigen (on)mogelijkheid en zal ontworpen moeten
worden.
De goed ingerichte woonomgeving vormt een harmonisch geheel
en zal niet alleen het territorium van het kind zijn maar
voor alle bewoners ongeacht de leeftijd. De hier aangegeven
mogelijkheden zijn dan ook slechts een indicatie.
Jaap Bros
Groenontwerper
Stg.
SPEELRUIMTE
Amersfoort
www.speelruimte.nl